MATCH 2
Carte de saison
LES SAISONS
Bekijk de video vanaf 0:50
L´hiver:
- décembre, janvier, février
- Brrr ... Il fait froid
Le printemps:
- mars, avril, mai
- Il fait beau. Il y a du vent.
L'été:
- juin, juillet, août
- Il fait chaud. Le soleil brille
L'automne:
- septembre, octobre, novembre
- Il pleut beaucoup.
DIALOGUE
Beluister het fragment hierboven. Let op het tempo, beschrijvingen en de woorden die terugkomen. Ook vraagt één van de twee sprekers om verduidelijking van een zin. Hoe dat zij dat?