MATCH 3
Billet d'avion
Beluister het fragment hierboven. Let op het tempo, beschrijvingen en de woorden die terugkomen. Hoe geeft de spreker aan dat zij het niet begrepen heeft en/of te snel gaat?
Je vais en France.
Tu vas où en vacances ?
Il va en Espagne.
Elle va faire du shopping.
On va à Paris.
Nous allons à la plage.
Vous allez où en vacances?
Ils vont prendre un photo.
Elles vont manger des frites.
De dikgedrukte vervoegingen van het werkwoord 'aller' betekent 'gaan'. Het is een onregelmatig werkwoord.
Attention!
In o.a. de laatste zin zie je direct na de vorm van 'aller' (elles vont) een heel werkwoord (manger) staan.
Vaak wordt een vorm van 'aller' gevolgd door een heel werkwoord, bijvoorbeeld: je vais jouer au foot.
Eigenlijk net als in het Nederlands: ik ga voetballen.
.